Tribune 18 augustus 2000

Interview Harry ‘Cuby’ Muskee

Drenthe bleef hij altijd trouw en sterallures zijn hem vreemd. Al 35 jaar volgt zanger en blues-legende Harry ‘Cuby’ Muskee met ‘The Blizzards’ zijn eigen weg. Met ‘artiesten’ heeft hij weinig op. Met erkenning wel, want: ‘Dat vind ik meer een ode aan de muziek dan aan mezelf.’ De blues is zijn leven en voerde hem naar de zwarte bevolking in het zuiden van de Verenigde Staten. ‘It's blues all around,’ zegt hij over hun situatie.

Tekst Rob Janssen Foto Marij Jonkmans

Harry Muskee‘Je ziet hier vrijwel niemand meer protesteren’

‘Dat ze een borstbeeld van me hebben neergezet vind ik heel leuk. Leuk in die zin, dat het door mensen is gedaan die de bluesmuziek een warm hart toedragen. Ik vind het meer een ode aan de muziek dan aan mezelf. En het is mooi dat het in Grolloo staat, want het zou nergens anders hebben gepast. Het is echt een initiatief geweest van degenen die mij door de jaren gevolgd hebben. Als de Stichting Edison bijvoorbeeld met zoiets zou aankomen, hoeft het voor mij niet zo. Lang geleden heb ik ook zo'n Edison gehad, ja. Maar dat was in de tijd dat die prijs nog wat voorstelde. Nu is het echt een onderscheiding geworden voor artiesten die veel platen verkopen. Wij verkochten destijds ook wel veel, maar toen zat er bij de Edison nog een motivatie dat het een stukje cultuur was. Dat speelt nu helemaal geen rol meer. Het hele zogenaamde artiestendom zegt me dan ook weinig meer. Tegenwoordig is iedereen artiest geloof ik. Ook die Ruud van Big Brother. En Ron Brandsteder. Het zegt vooral iets over het Nederlandse publiek. Ieder land krijgt de artiesten die het verdient, zeg ik dan maar. Ik zit er echt niet mee dat ik de enorme verkoop-aantallen van de jaren zeventig nooit meer zal halen. Ik zit in de muziek om muziek te maken. Kijk, in de muziekwereld heb je twee soorten mensen. Een groep die vooral veel poen wil verdienen en een groep die het allemaal puur doet voor de muziek. Ik behoor tot de laatste categorie. Wij spelen in Nederland en België en af en toe in Duitsland en dat vind ik wel genoeg. We doen ook maar zestig optredens per jaar. Meer willen we niet. Het is een hele gezellige band; we hebben veel lol en ik heb er gewoon heel veel plezier in. Anders zou ik onmiddellijk stoppen. Misschien was het wel gunstig geweest voor mijn carrière als ik uit Drenthe naar het Westen was getrokken. Daar loopt immers iedereen rond uit de business en wie weet had ik me daar wel een beetje tegenaan kunnen slijmen. Maar ik bleef hier, vanwege de rust, de ruimte en de natuur. Ik hoef nu nooit ja te knikken tegen een baas. De enige verantwoording die ik heb is die ten opzichte van het publiek. Voor die mensen doe ik wat ik moet doen. Want daar komen ze immers voor. In het kader van een reportage voor Radio Drenthe ben ik naar het zuiden van de Verenigde Staten op zoek gegaan om verslag te doen van de situatie van de blues- en cajunmuziek. Mississippi heeft me erg aangegrepen. Ik kan nog steeds heel kwaad worden om hoe ze daar met hun culturele erfenis omgaan. Van mensen die heel veel invloed op de Amerikaanse muziek hebben gehad, zoals Sonnyboy Williamson, vind je nu nog maar nauwelijks hun begraafplaats terug; er staat amper een steen op. Diep bedroevend. De oude bluesmuziek leeft er niet meer, maar wat je ziét is pas echt treurig. Het is echt blues all around. De mensen zijn er zó arm, het is echt niet te geloven. Als je daar in plaatsen op het platteland komt waar 90 procent van de bevolking zwart is weet je niet wat je ziet. De slavernij is dan wel afgeschaft, maar de negerbevolking zit nog steeds in dezelfde situatie als destijds op de plantages. En ze blijven erin; ze hebben geen uitzicht. Die mensen zijn super-arm en er verandert niks. Ik heb er een liedje over geschreven: ‘Don't wanna be black in Mississippi’. Het laatste regeltje uit dat lied is: ‘Don't wanna be white in Mississippi, because it was our responsability.’ Een echte protestsong? Misschien. Maar blueszangers zingen in eerste instantie over de ups en downs van het leven. Ik constateer gewoon iets met zo'n song. Ik weet bij God niet hoeveel mensen zich er iets van aantrekken, maar ik vond gewoon dat ik dat stuk moest schrijven. Ik denk niet dat ik iets kan veranderen, maar ik kan iets laten hóren en hopen dat er mensen zijn die het oppikken. Want ik vind dat in een land dat zich het rijkste en machtigste land ter wereld noemt zulke Derde Wereld-toestanden niet mogen voorkomen. Het is een politieke kwestie. Ze laten de negerbevolking in Mississippi aan haar lot over, terwijl ze zichzelf enorm aan die mensen hebben zitten verrijken. Het is schandalig! Ik denk dat je Mississippi best kunt vergelijken met het Drenthe van voor de oorlog. Vroeger moesten de mensen hier keihard werken in het veen. Ze leefden in plaggenhutten en hadden nauwelijks scholing. En de grote verveners waren rijken uit het westen die gewoon profiteerden van de arme bevolking. Drenthe was voor de oorlog de armste provincie van Nederland. Nu is het een redelijk welvarende provincie en hebben de mensen het goed. Maar in Mississippi is nauwelijks iets veranderd. Grappig is, dat ook de laatste jaren opnieuw veel rijken uit het westen naar Drenthe trekken en hier dure huizen kopen. Drenthenieren noemen wij dat. Het nadeel is alleen, dat de prijzen zo enorm de pan zijn uitgerezen, dat de lokale bevolking helemaal niet meer aan bod komt. Nederland is een heel liberaal land. Zo op het oog gaat het hier goed. We offeren massaal aan the church of consumption, want dat is vandaag de dag onze kerk. Het maakt niet meer uit hoe je je geld verdient, als je maar geld hébt. Het gaat allemaal heel sterk op Amerika lijken en ik heb dus zelf gezien waartoe dat kan leiden. Grote groepen drop-outs in de steden; mensen die om wat voor reden dan ook niet meer mee kunnen doen of niet aan bod kunnen komen. Nederland is altijd een van de landen geweest die snel de trend uit Amerika gevolgd heeft en ik vraag me echt af of dat wel de goede weg is. Een heleboel dingen kalven af in ons land, maar het vreemde is dat je vrijwel nooit meer iemand ziet protesteren. Neem nou de stijgende benzineprijzen of het gesol met je persoonlijke gegevens. Vroeger werden de mensen daar kwaad over en gingen de straat op. Krakers, hippies, provo's; allemaal volledig weg. Misschien gaat het hier wel te goed en moet het wat slechter gaan. In de zeventiger jaren heb ik een nummer geschreven dat ‘Maybe we'll need another war’ heet. Het lied gaat over het feit dat zoveel mensen in armoede leven, terwijl maar een heel klein gedeelte de poen heeft. Tja, het klinkt keihard, maar het liedje stelt de vraag of we er misschien maar weer eens een oorlog tegenaan moeten gooien om het voor de arme mensen beter te laten worden.’

 

Harry Muskee (59) geldt als de Peetvader van de Nederlandse blues. Met de legendarische band Cuby and the Blizzards brak hij in 1965 nationaal en internationaal door. Achtentwintig lp's/cd's zouden volgen. In Grolloo staat een bronzen buste van Muskee en er is een film over hem gemaakt: ‘De Legende’. Dit jaar verschenen van Cuby and the Blizzards ‘Hotel Grolloo’ en ‘Bluestraveller”, een 4CD-box die terugkijkt op 35 jaar ‘Cuby’.